Sinds kort heeft Loosbroek een – legale – whiskystokerij. Met vier nieuwsgierigen uit Boekel zou ik er naartoe. Het lukte niet om een afspraak te maken. Daarom bood een van de Boekelnaren aan om bij hem in de tuin whisky te drinken en lekkers te eten. Hij en zijn vrouw zouden koken. Vrijdag was het zover. Het weer was aangenaam zacht. Met een fles Indiase whisky onder de snelbinders fietste ik naar Boekel. Toen wist ik nog niet dat ik gastvrijheid in haar puurste vorm ging ervaren. Elk van de acht gerechten voorzag onze gastheer van een verhaal dat door ons via vrije associatie werd hooggehouden en opgeblazen tot wolkachtige proporties die aansloten bij de smaakbeleving, niet in de laatste plaats bij die van de whisky’s. Op een na had ik deze mensen nooit eerder gezien. Ik voelde me thuis tussen vreemden. Iets na negen, drie uur na aanvang, kwam het laatste gerecht op tafel: een rodekooltaartje. De meegebrachte whisky’s waren allemaal geproefd, de buiken rond; ik moest maar eens opstappen. De gastheer zag mijn aanstalten met lede ogen aan en haastte zich naar binnen. “Heb je nog een beetje tijd voor een paar hele bijzondere whisky’s?” Ik had nog tijd. Maar waarom vertel ik dit eigenlijk? Nou, simpel, ik zie de horeca ondergronds gaan. Vergelijk het met de drooglegging in de Verenigde Staten omstreeks 1920. Toen zag men alcohol als een probleem, nu is het de menselijke interactie in combinatie met diezelfde alcohol. De winter dient zich aan, tuinfeestjes gaan naar binnen. Net als toen in Amerika zullen er ook nu clandestiene uitgaansgelegenheden ontstaan. Hoe houd je de horeca bovengronds? Uitgaan is tenslotte veel en veel meer dan lunchen op een terras alleen.
Een jongetje op te grote rubberlaarzen staat me aan te staren. Hij schiet weg als de serveerster met een broodje warme brie bij mijn tafeltje komt. Ze zet het bord voor mijn neus en neemt het ingevulde formuliertje van tafel. Op ooghoogte boven het urinoir hing een overzichtelijke lijst met coronaregels. Een van de regels is meewerken met een gezondheidscheck. Ik vroeg me af wat dat zou inhouden. Het blijkt een vinkje op het formuliertje te zijn bij de vraag of ik nies of snot heb. Het gelaarsde jongetje is terug bij opa en oma. Zijn zusje begint te jengelen. Ze mag op schoot bij opa, het jongetje bij oma. Op hun tafel staat een accuboormachine.
De Helden Van Kien heeft haar eigen moestuin, een lieflijk ingericht en met zorg onderhouden akkertje, waarop volgens de serveerster een deel van het groen wordt gekweekt dat ze in hun gerechten verwerkt. Mijn brie ligt onder een bedje sla van Sint-Oedenrodense bodem. Het terras heeft drie niveaus. Op het bovenste zit ik. Terwijl mijn kaken malen, geniet ik van het uitzicht op het park dat uitblinkt in vol, laatzomers groen. Dit is ontegenzeglijk een hele mooie plek. Verpozen is hier mogelijk tot diep in de herfst, want het overdekte deel van het terras is met schermen winddicht en met heaters behaaglijk warm te maken. Dit doet me denken aan de pop-up terrassen in Den Bosch deze zomer. Horecazaken met beperkte binnenruimte zijn zo toch verzekerd van klandizie. Alles in het kader van wat De Bossche Zomer wordt genoemd. Is er niet ook een Bossche Winter te organiseren, en een Eindhovense Winter, een Waalwijkse enzovoorts? Overal een vervroegde kerstmarkt die tot aan de lente van 2021 wordt opgerekt.